Gesprekken voeren in het Spaans

Julia: Pedro, ¿todavía vives en casa de tus padres?

Pedro: No, me he cambiado de casa.

Julia: ¿Cómo es tu casa?

Pedro: Es un piso muy pequeño, tiene dos dormitorios,
 una cocina totalmente equipada y un cuarto de aseo.
 También tiene una pequeña terraza.

Julia: ¿Vives solo?

Pedro: Sí. ¿Quieres venir a cenar esta noche?

Julia: Pedro, woon je nog steeds in het huis van jouw ouders?

Pedro: Nee, ik ben van huis veranderd.

Julia: Hoe is jouw huis?

Pedro: Het is een heel klein appartement, heeft twee slaapkamers,
 een volledig uitgeruste keuken en een badkamer.
 Het heeft ook een klein terras.

Julia: Woon je alleen?

Pedro: Ja. Wil je komen eten vanavond?